De financiële toestand van de stad Halle verantwoordt en vereist de invoering van rendabele belastingen.
Naast dit financieel hoofddoel worden masten en pylonen ook ervaren als landschapsverstorend, zorgen ze voor een ernstige visuele vervuiling en doorbreken ze de open ruimte, niet uitsluitend, maar in het bijzonder voor de omwonenden en hebben ze daarenboven een negatief effect op de aantrekkingskracht van de stad.
Daartoe wordt voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een belasting op masten en pylonen geheven.
Het komt aan de stad toe om in het licht van haar fiscale autonomie, binnen de wettelijk gestelde grenzen, zelf belastingen te heffen. In het licht van deze autonomie stelt de stad een bijdrageplicht in ten laste van eigenaars van masten en pylonen.
Dit heeft in hoofdzaak een financieel oogmerk. De heffing wordt in dezen verantwoord en is vereist in het licht van de financiële toestand van de stad Halle.
Masten en pylonen belasten de vrije open ruimte en worden ervaren als landschapsverstorend en hinderlijk ook voor de omwonenden. Bovendien heeft de aanwezigheid van masten en pylonen een substantiële invloed op de aantrekkingskracht van de stad, waaronder op haar woonomgeving en op haar bestemming voor recreatie- en toerismedoeleinden, wat op haar beurt aanleiding geeft tot negatieve financiële consequenties.
De financiële toestand van de stad rechtvaardigt de heffing van rendabele belastingen en het is gelet op de voorgaande argumenten dan ook rechtvaardig om een belasting ten laste van de eigenaars van masten en pylonen op te leggen.
Verder raadt de Omzendbrief KB/ABB 2019/2 betreffende de gemeentefiscaliteit aan om binnen het kader van een belastingreglement op masten en pylonen belastingverminderingen of vrijstellingen voor constructies voor het produceren van groene stroom te voorzien. In de rechtspraak (o.a. Rb. Antwerpen 27 januari 2017, A.R. 16/115/A, LRB 2017, afl. 2, 39; zie ook Gent 17 januari 2017, 2013/AR/3092, LRB 2017, afl. 1, 55; Rb. Antwerpen, 24 juni 2016, AR 15/5722/A, LRB 2016, afl. 3-4, 118.; Rb. West-Vlaanderen 23 november 2015, A.R. 14/2812/A, LRB 2016, afl. 3-4, 59.) werd daarenboven geoordeeld dat het betreffende onderscheid berust op een objectief, redelijk verantwoord en proportioneel criterium dat wordt gebruikt om het produceren van groene stroom aan te moedigen en waarbij het landschapsverstorend element van deze constructie wordt gecompenseerd door het milieu- en klimaatvriendelijke aspect ervan.
Ook constructies voor de dienstverlening van openbare hulpverlenings- en veiligheidsdiensten worden van onderhavige belasting vrijgesteld. Het hinderlijke karakter van masten en pylonen wordt immers ruimschoots gecompenseerd door gezondheids- en veiligheidsoverwegingen. De Omzendbrief KB/ABB 2019/2 betreffende de gemeentefiscaliteit raadt ook aan om binnen het kader van een belastingreglement op masten en pylonen belastingverminderingen of vrijstellingen te voorzien voor openbare hulpverlenings- en veiligheidsdiensten.
Verder noopt de veiligheid van de openbare ruimte tevens tot een vrijstelling van onderhavige belasting voor masten en pylonen voor de openbare verlichting, tenzij de masten en pylonen daarnaast nog een andere functie uitoefenen, andere dan diegenen die op grond van artikel 5 van dit reglement worden vrijgesteld.
Masten en pylonen voor de lokale radiozenders worden vrijgesteld van onderhavige belasting, daar zij een belangrijke maatschappelijk en informatieve functie hebben voor de plaatselijke bevolking. Gelet op het voorgaande wenst de stad dergelijke lokale activiteiten en initiatieven te ondersteunen, eerder dan te ontraden.
Masten en pylonen dienstig voor de verlichting van sport- en recreatieterreinen (bv. voetbalveld, tennisveld) worden vrijgesteld, gelet op het maatschappelijk nut van deze activiteiten en aangezien deze terreinen veelal worden uitgebaat door verenigingen zonder winstoogmerk, die zonder subsidie niet kunnen bestaan, zodat het stadsbestuur deze activiteiten wil ondersteunen.
Tot slot worden ook masten en pylonen die eigendom zijn van de stad vrijgesteld van onderhavige belasting, daar het uiteraard niet zinvol is dat het stadsbestuur zichzelf belast.
Decreet over het lokaal bestuur;
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;
De omzendbrief KB/ABB 2019/2, van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit;
Invorderingswetboek van 13 april 2019;
Beslissing college van burgemeester en schepenen van 29 juni 2020.
Voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 wordt een jaarlijkse belasting gevestigd op masten en pylonen, geplaatst op het grondgebied van de stad, in open lucht en zichtbaar vanaf de openbare weg en die zich voor het aanslagjaar 2020 op 1 juli van het aanslagjaar op het grondgebied van de stad Halle en vanaf aanslagjaar 2021 op 1 januari van het aanslagjaar op het grondgebied van de stad Halle bevinden.
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
Voor het aanslagjaar 2020 is de belasting verschuldigd door de eigenaar van de mast of pyloon die zich op 1 juli van het aanslagjaar op het grondgebied van de stad Halle bevindt.
Vanaf het aanslagjaar 2021 is de belasting verschuldigd door de eigenaar van de mast of pyloon die zich op 1 januari van het aanslagjaar op het grondgebied van de stad Halle bevindt.
De belasting wordt vastgesteld op 2.500,00 euro per jaar per mast of pyloon.
De belasting is ondeelbaar en voor het hele jaar verschuldigd. Er wordt geen vermindering of terugbetaling van de belasting toegestaan als de mast en/of pyloon in de loop van het jaar wordt weggenomen.
Zijn van de belasting vrijgesteld:
De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
Bij het in gebruik nemen van een mast of pyloon moet de belastingplichtige uiterlijk binnen de maand bij het stadsbestuur aangifte doen van de belastbare mast of pyloon door middel van het formulier waarvan het model door het college van burgemeester en schepenen werd vastgesteld.
Aangifteformulieren kunnen op eenvoudig verzoek aangevraagd worden bij de financiële dienst van het stadsbestuur of opgevraagd worden op de website van de stad Halle via het e-loket: www.halle.be.
In afwijking van het eerste lid is de belastingplichtige ertoe gehouden om voor aanslagjaar 2020 de noodzakelijke gegevens aan het stadsbestuur te bezorgen binnen de maand na de bekendmaking van dit reglement.
De belastingplichtige is vrijgesteld van aangifteplicht indien hij voor het vorig aanslagjaar werd aangeslagen en indien de belastbare toestand ongewijzigd is gebleven.
Bij gebrek aan aangifte binnen de in de in artikel 7 gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, kan de belasting ambtshalve worden ingekohierd.
Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die betekening om zijn opmerkingen schriftelijk in te dienen.
De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met 100%. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd.
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet.
Dit reglement treedt in werking op 1 juli 2020 en is geldig tot 31 december 2025.